Maartje ging met mama en haar zus Loeki in
de Spaanse bergen klimmen.Toen liep het mis, want mama sloeg haar voet om en
het deed zo veel pijn dat ze er niet goed op kon lopen. Ze wou bellen met haar
gsm, maar haar batterij was plat.
“Zou je voor mij hulp willen halen?” vroeg
mama aan Maartje.
“Maar mama, dat is veel te gevaarlijk. Straks
komt er een onweer los. Het zit helemaal zwart aan de hemel. Ik durf niet, ik
wil dat niet doen.”
Waar Loeki enthousiast op antwoordde:
“ik wil wel hup halen!”
“Neen,” zei mama, “jij bent nog te klein.
Je zus moet dat doen.”
Maar Loeki zeurde en ging boos op de grond
gaan zitten.
“Dan wil ik wel mee met Maartje!”
“Nee,” zei mama, “je bent nog te klein heb
ik je al gezegd.”
“Oké,” zei Maartje, “ik zal het doen, maar
kijk! Er is daar een hutje. Misschien moeten we daar overnachten en dan vertrek
ik morgenvroeg.”
(Het is 6.30 uur ‘s ochtends en
Maartje vertelde mama dat ze zou vertrekken.)
“Ja, oké, maar vergeet niet dat je
veel moet drinken. Zodra je water ziet, vul je je flesje, beloofd?”
“Zal ik zeker doen.”
“Maar mama? Ik weet niet naar waar ik moet
gaan.”
Mama wist het wel.
“Je moet gewoon naar dat Griekse hotel
gaan. Je kent daar toch iedereen.”
Zo gezegd, zo gedaan.
Maartje dacht aan dat enge boek dat ze had
gelezen, waar slangen en beren zaten. En toen hoorde ze iets in de struiken. Wat
was dat?
Ze hoorde het dichter en dichter komen en
het kwam tevoorschijn: het was een slang! Maartje liep gillend weg en liep
tegen een beer aan. Lopen, lopen en lopen! Ze had nog nooit zo hart gelopen.
Gelukkig raakte Maartje ze kwijt, maar
toen brak er onweer los. Ze ging onder een boom staan om te schuilen. Maartje
haalde haar rugzak van haar rug, want hij woog superzwaar. Het onweer was
zo erg dat het zelfs donderde en bliksemde. De boom waaronder ze schuilde, viel
om. Maartje kon er nog net vanonder glippen.
Het meisje ging voort. Ze was moe, uitgeput
en had dorst. Maartje zag een beekje en dacht aan wat mama had gezegd. Dus
wou ze haar fles uit haar rugzak nemen, maar die was verdwenen. Hij stond nog
bij de boom!
“Ten eerste is die boom omgekanteld en ten
tweede ben ik de weg kwijt”, dacht ze.
Maartje voelde iemand op haar schouder
tikken en draaide zich om. Het was een hele rare man met een kap aan.
Het meisje liep en liep en liep tot ze struikelde. De rare man deed zijn kap af
en... Het was de man van het Griekse hotel! Maartje was blij en vertelde wat er
met mama gebeurd was.
De man belde een helikopter om mama op te
halen.
Ze waren allemaal blij en mama bakte
pannenkoeken en er was genoeg voor iedereen
einde
Amber
Auteur: Joke de Jonge
Illustratie: Juliette de Wit
Geen opmerkingen:
Een reactie posten